Inspelen op de grote zingevingsvraagstukken van heden en toekomst, zo kan het nieuwe beleid van onderwijsvereniging Ons Middelbaar Onderwijs (OMO) het best verwoord worden. Sinds meer dan honderd jaar maakt OMO in Brabant onderwijs mogelijk om ontwikkelingskansen te bieden aan jonge mensen. Hierbij vraagt elk tijdvak om een nieuwe afstemming op de specifieke noden en behoeften. Ik licht het nieuwe beleid toe evenals de bronnen die OMO inspireren bij deze visie en bij de realisatie daarvan.
Waardenvol onderwijs
Zoals in de Nederlandse wet vastgelegd betreft ook het OMO-onderwijs twee – samenhangende – zaken: lessen in de verschillende vakken en de pedagogische opdracht. Het eerste onderdeel wil OMO waar blijven maken door vakkundig, uitdagend en eigentijds onderwijs te geven. Met betrekking tot de pedagogische opdracht wil OMO inspiratie bieden om jonge mensen te stimuleren zich te ontwikkelen tot weerbare en sociaal verantwoordelijke mensen die binnen onze diverse samenleving hun steentje kunnen en willen bijdragen.
Ook besteedt OMO vanuit haar pedagogische opdracht aandacht aan drie specifieke kwesties: persoonlijke problemen, milieuproblematiek en het samenleven in diversiteit. Zo heeft het nieuwe beleidsstuk oog voor zorgen van persoonlijke aard bij jongeren zoals eenzaamheid, onzekerheid, onverwerkt verdriet, genderidentiteit, radicalisering en zingevingsvraagstukken. Uit onderzoek blijkt immers dat nogal wat jongeren met ernstige problemen te kampen hebben. Meer maatschappelijk gericht schenkt OMO aandacht aan wereldwijde problemen die jongeren bezig houden zoals de milieuproblematiek in de ruimste zin van het woord (opwarming, ontbossing, uitsterven van planten en dieren, vervuiling en de gevolgen daarvan voor mens en ecosystemen).
Niet minder belangrijk is ook de aandacht voor het samenleven in diversiteit. Al sinds 1984 is het bij wet verplicht om leerlingen voor te bereiden op de multiculturele samenleving. Binnen OMO besteden de vakken maatschappijleer en levensbeschouwing hier al tientallen jaren intens aandacht aan, al lang voordat het woord burgerschapsvorming in zwang kwam. Ook bij andere vakken en activiteiten binnen de scholen wordt gewerkt aan het leren samenleven met uiteenlopende karakters, achtergronden en voorkeuren. Bij alle vakken zal het aspect burgerschapsvorming – in estafettevorm – nadrukkelijk aan bod komen.
Samengevat, met het oog op de toekomst wil OMO dieper vorm geven aan waarden gedreven onderwijs.
Meerstemmig
Wellicht het meest wezenlijke van het OMO-onderwijs is de ontwikkeling van het vermogen tot dialogiseren: in gesprek gaan met zowel je eigen innerlijke wereld als met de buitenwereld. Mensen kunnen immers alleen in dialoog mét elkaar helderheid krijgen over de – wisselende – zin van hun eigen en andermans leven in onze globaliserende, plurale wereld. Deze visie komt niet uit de lucht vallen binnen het katholiek onderwijs. Zo pleitte prof. dr. Joseph Ratzinger, de latere paus Benedictus XVI, al in de jaren zestig van de vorige eeuw voor een meerstemmig, polyfoon katholiek onderwijs dat in dialoog staat met alle stemmen van de buitenwereld, als waren het eigen stemmen. Katholiek betekent niet voor niets: kata olos, het geheel betreffende.
Zo leren leerlingen met bijvoorbeeld een islamitische achtergrond van mij, dat je wel degelijk serieus kunt geloven op een open, niet-fundamentalistische manier. Ook kunnen zowel leerlingen met spirituele ervaringen als niet-gelovige jongeren hun verhaal kwijt. Katholieke en niet-katholieke jongeren leren niet alleen hun eigen, maar ook andermans tradities kennen, begrijpen en vaak waarderen. Onderzoek wijst uit dat een dergelijke mix voor alle partijen positief uitwerkt en bijdraagt aan persoons- en burgerschapsvorming.
Leerlingen en traditie
Waar het huidige onderwijsbeleid zich soms blind staart op cognitieve prestaties en benchmarks, laat OMO in beleid en praktijk zien dat ook sociaal-emotionele, culturele en spirituele zaken kunnen inspireren om waarachtig mens en medemens te worden. OMO put daarom voor haar idealen bewust uit een mix van intens luisteren naar enerzijds leerlingen (inclusief ouders en stakeholders) en anderzijds naar katholiek-christelijke inspiratiebronnen, met openheid voor alle mogelijke andere inspiratiebronnen.
Wat die laatstgenoemde inspiratiebronnen betreft, vanuit het omgaan van Jezus met zeer uiteenlopende mensen zijn vijf katholieke basisprincipes ontwikkeld: persoonlijke waardigheid, algemeen welzijn, solidariteit, gerechtigheid en subsidiariteit. OMO wil hier nog meer dan voorheen aandacht aan schenken door deze beginselen te actualiseren. Bij persoonlijke waardigheid is het de doelstelling om ieder persoon ongeacht afkomst, overtuiging of seksuele oriëntatie in zijn eigen waarde te erkennen en te waarderen. Het algemeen welzijn vraagt om oog te hebben voor de behoeften en noden van de medemens, dichtbij en veraf. Vanuit solidariteit en gerechtigheid zetten we ons met name in voor achtergestelden én de natuur vanuit het besef dat we ten diepste één lichaam vormen. Subsidiariteit is in de vormgeving van dit alles van groot belang, want waarden moeten niet van bovenaf opgelegd worden, maar dienen van onderuit gerealiseerd te (mogen) worden. En pas wanneer het van onderaf niet lukt, dient hulp van hogerhand geboden te worden. Alle ruimte dus voor eigen initiatief.
Het motto van OMO kan hierbij als volgt samengevat worden: heel de mens telt, ieder mens telt, ieder zorgt voor de ander, niemand leeft voor zichzelf alleen. Via de bovengenoemde invalshoeken zal OMO ook in de toekomst vorm geven aan haar vierslag: goed onderwijs, goed mens, goed leven en goed handelen. Met vertrouwen wil OMO zo werken aan een duurzame en vertrouwenwekkende toekomst.
Dr. Bill Banning is onderwijspedagoog, theoloog en leraar godsdienst-levensbeschouwing aan het d’Oultremontcollege in Drunen.

Dit artikel afkomstig is van: Brabants Dagblad, 19 oktober 2021 (Podium-pagina)